
Wet bescherming staatsgeheimen
Artikel V
1
Hij die ingevolge enige wettelijke bepaling bevoegd is enige plaats tegen de wil van de rechthebbende te betreden, oefent deze bevoegdheid met betrekking tot een plaats, die ingevolge deze wet als verboden plaats is aangewezen, niet uit dan voorzover hij daartoe schriftelijk is gemachtigd door de advocaat-generaal bij het gerechtshof.
2
Het voorgaande lid is niet van toepassing op hem, die als officier van justitie, als rechter-commissaris of ingevolge de wet van 23 Mei 1899, Staatsblad n°. 128, bevoegd is enige plaats tegen de wil van de rechthebbende te betreden.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.